Wet Swennen
Wijziging op het vlak van de begunstigingsclausule bij overlijden
De wet van 13 januari 2012 heeft de Wet op de Landverzekeringsovereenkomst gewijzigd en bepaalt dat wanneer “wettelijke erfgenamen” zonder naamsvermelding als begunstigden worden aangewezen, de verzekeringsprestatie verschuldigd is aan “de nalatenschap” van de verzekeringnemer (tenzij tegenbewijs of andersluidend beding).
De bedoeling van deze wet is het gebruik van de term “wettelijke erfgenamen” te vermijden.
Bij gebruik van de aanduiding "wettelijke erfgenamen" in een begunstigingsclausule, wordt het kapitaal in gelijke delen alleen uitgekeerd aan personen die volgens de wet erfgenamen zijn. Er wordt dus geen rekening gehouden met een eventueel testament noch met de regels voor verdeling volgens het erfrecht. Eventuele schuldeisers kunnen hun rechten op het kapitaal niet laten gelden. Een eventuele verzaking aan de nalatenschap heeft dan ook geen enkele invloed op de opname van een groepsverzekeringskapitaal.
Met de aanduiding van "de nalatenschap" in een begunstigingsclausule, komt het kapitaal toe aan de nalatenschap en wordt het verdeeld volgens de regels van erfopvolging, eventueel bij testament aangepast. Eventuele schuldeisers kunnen hun rechten op het kapitaal laten gelden.
Een erfgerechtigde die verzaakt aan de nalatenschap verzaakt in dat geval dan ook aan zijn/haar deel van het kapitaal van de verzekering.
Impact op de groepsverzekering?
De impact van deze bepaling, die zowel voor de individuele levens- als groepsverzekeringen van toepassing is, is voor wat de groepsverzekering betreft eerder miniem, gezien de “wettelijke erfgenamen” (term die door deze wetswijziging vervangen werd door “de nalatenschap”) in onze standaardbegunstigingsvolgorde maar de voorlaatste plaats innemen.
Ter informatie vindt u hierna onze standaardbegunstigingsvolgorde:
- de partner;
- bij onstentenis, de descendenten in de eerste graad van de aangeslotene of - bij plaatsvervulling - hun afstammelingen;
- bij ontstentenis, de ascendenten in de eerste graad van de aangeslotene;
- bij ontstentenis, de wettelijke erfgenamen van de aangeslotene, met uitsluiting van de Staat;
- bij ontstentenis, het “financieringsfonds” van deze pensioentoezegging.
De aangeslotene kan mits melding aan de pensioeninstelling van bovenstaande rangorde afwijken of hij kan een begunstigde bij naam aanduiden waarvan akte wordt genomen in het benefit statement.
Dit betekent dat slechts bij ontstentenis van de partner, de descendenten, de ascendenten, van eventuele andere door de aangeslotene aangeduide begunstigden, de wettelijke erfgenamen (nu de nalatenschap) de begunstigden zullen zijn.
Mocht deze situatie zich voordoen, dan zou, volgens de nieuwe wettelijke bepalingen, de nalatenschap de begunstigde worden, met de hierboven geschetste gevolgen: uitkering volgens de regels van erfopvolging, eventueel bij testament aangepast, geen uitkering bij verwerping van de nalatenschap.
Rekening houdend met deze geringe impact op het vlak van de groepsverzekeringen, heeft Vivium ervoor geopteerd om in het addendum aan de Algemene Voorwaarden, dat verstuurd werd op 28 oktober 2013, in de begunstigingsvolgorde de term “wettelijke erfgenamen” te vervangen door “de nalatenschap”. Op deze manier zijn onze voorwaarden conform de wettelijke bepalingen.
Uiteraard is het voor de inrichter of voor de aangeslotene nog altijd mogelijk om een afwijking te vragen op deze nieuwe wettelijke bepaling. Vivium beschikt hiertoe over de nodige clausules die in de bijzondere voorwaarden van het pensioenreglement of in de individuele begunstigingsvolgorde opgenomen kunnen worden.
Wet Verwilghen
Een werkgever moet zijn werknemer twee belangrijke mededelingen doen in het kader van de waarborg arbeidsongeschiktheid:
- Individuele voortzetting: de werkgever moet de werknemer melden dat hij zijn waarborg persoonlijk kan voortzetten als hij het voordeel verliest. De werkgever bezorgt hem in elk geval binnen de dertig dagen na het verlies van zijn voordeel het Infodocument individuele voortzetting.
Een werknemer heeft dertig dagen om zijn voortzetting te melden aan Vivium, Employee Benefits, Desguinlei 92, 2018 Antwerpen.
- Recht op voorfinanciering: wil de werknemer anticiperen op zo’n individuele voortzetting? Dan onderschrijft hij best een voorfinanciering. Dat betekent dat zijn persoonlijke premie achteraf berekend wordt op basis van zijn leeftijd bij aanvang van de groepsverzekering. En dat is een pak voordeliger. De werkgever bezorgt hem daarvoor het Infodocument voorfinanciering.
Vandaag is die voorfinanciering nog dode letter. Pas bij absolute duidelijkheid over de wettelijke voorwaarden, zal Vivium deze optie onderzoeken.
Deze informatieplicht krijgt u in een notendop in dit handige overzicht.
Wet Duurzaamheid
Wet van 18 december 2015 tot waarborging van de duurzaamheid en het sociale karakter van de aanvullende pensioenen tot versterking van het aanvullende karakter ten opzichte van de rustpensioenen.
Belangrijkste elementen uit de wet:
Minimumrendement
Het minimumrendement dat een inrichter moet garanderen op stortingen wordt voortaan 1 keer per jaar op 1 januari bepaald. En dit volgens een formule die gebaseerd is op het gemiddelde rendement van de Belgische staatsobligaties (OLO’s) op 10 jaar over de voorbije 24 maanden. Daarbij geldt een ondergrens van 1,75% en een bovengrens van 3,75%.
Sinds 1 januari 2016 bedraagt de minimum rendementsgarantie 1,75%.
Dit minimumrendement moet worden gegarandeerd op alle werknemersbijdragen en op de werkgeversbijdragen van het type ‘vaste bijdrage’ of ‘cash balance’.
Minimale overlijdensdekking in het pensioenplan na uittreding
Bij uittreding wordt voor de aangeslotene een bijkomende keuzemogelijkheid toegevoegd met betrekking tot zijn opgebouwde reserves.
De uittreder kan binnen het jaar na uittreding kiezen om zijn verworven reserves in het pensioenplan te laten, maar deze te laten omzetten naar een verzekeringscombinatie met een overlijdensdekking die gelijk is aan het bedrag van de verworven reserves.
Pensionering
Vanuit de wens om de aanvullende pensioenprestaties als noodzakelijke aanvulling op het wettelijk pensioen te beschouwen, wil de wetgever de uitbetaling van prestaties uit de tweede pijler vóór het ingaan van het wettelijk pensioen ontmoedigen.
Daarom wordt de uitbetaling van het aanvullende pensioen voortaan gekoppeld aan de effectieve ingang van het (vervroegd) wettelijk pensioen. De uitbetaling van het aanvullend pensioen is verplicht indien men het (vervroegd) wettelijk pensioen opneemt.
Hierop zijn nog 2 uitzonderingen mogelijk voor zover het pensioenreglement hierin uitdrukkelijk voorziet:
- een uitbetaling vanaf de wettelijke pensioenleeftijd wanneer de aangeslotene verder blijft werken na die leeftijd (en dus zonder opname van het wettelijk pensioen);
- een uitbetaling als de aangeslotene voldoet aan de voorwaarden om zijn wettelijk pensioen vervroegd op te nemen maar verder blijft werken (en dus zonder opname van het vervroegd wettelijk pensioen).
Daarnaast zijn in de wet overgangsbepalingen opgenomen voor werknemers die minstens 55 jaar oud zijn in 2016 en voor zover het pensioenreglement dit toelaat:
Leeftijd van de aangeslotene in 2016: | Uitbetaling aanvullend pensioen vanaf: |
55 jaar | 63 jaar |
56 jaar | 62 jaar |
57 jaar | 61 jaar |
> 58 jaar | 60 jaar |
Optrekken van de eindleeftijd
De wettelijke pensioenleeftijd bedraagt momenteel 65 jaar. Op basis van de huidige wetgeving wordt dit vanaf 2025 vastgelegd op 66 jaar. Vanaf 2030 wordt dit 67 jaar.
De nieuwe wet bepaalt dat de pensioenleeftijd in het pensioenreglement niet lager mag zijn dan de wettelijke pensioenleeftijd.
Deze maatregel is van toepassing sinds 1 januari 2016 voor nieuwe pensioentoezeggingen.
Vanaf 1 januari 2019 zal deze maatregel ook gelden voor alle nieuwe aansluitingen bij alle pensioenplannen.
Afschaffing van gunstige regels bij vervroegde opname van de aanvullende pensioenprestaties
De wet verbiedt voortaan gunstige bepalingen waarbij een aangeslotene bijvoorbeeld op 60 jaar een aanvullend pensioenkapitaal kan ontvangen dat normaal gezien op de leeftijd van 65 jaar betaalbaar is of dat de actualisatie is van dat kapitaal op 65 jaar.
Ook hier werd een overgangsbepaling voorzien voor aangeslotenen die in 2016 minstens 55 jaar oud zijn. Voor deze aangeslotenen kunnen de gunstige vervroegingsregels die in het reglement voorzien waren, gehandhaafd blijven mits inachtneming van de regels met betrekking tot uitbetaling van de pensioenprestaties (zie boven).
Gepensioneerden in de pensioentoezegging
Gepensioneerden die het werk hervatten, kunnen niet genieten van een pensioentoezegging.
Er is een overgangsbepaling voorzien voor de gepensioneerden die op 1 januari 2016 aangesloten waren bij een pensioentoezegging.
Wat zegt de Wet op de aanvullende pensioenen over weigeringen tot toetreding tot de pensioentoezegging?
Voor pensioenstelsels die niet werden ingevoerd bij collectieve arbeidsovereenkomst, voorziet de WAP drie mogelijke situaties waarbij werknemers kunnen weigeren om toe te treden tot de nieuwe of gewijzigde pensioentoezegging.
Artikel 15 beschrijft het weigeringsrecht bij de invoering van een pensioenstelsel
Art. 15.
De werknemers die op het ogenblik waarop het pensioenstelsel wordt ingevoerd reeds in dienst zijn, kunnen, tenzij het pensioenstelsel bij collectieve arbeidsovereenkomst (of op grond van artikel 12 " toegevoegd tussen de woorden) werd ingevoerd, niet worden verplicht om tot het stelsel toe te treden. Behoudens wanneer het pensioenreglement in de mogelijkheid voorziet om de toetreding uit te stellen, ontslaat de weigering van de werknemer de inrichter, en, ingeval de inrichter een rechtspersoon, bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, a), is, ook zijn werkgever, van iedere in het kader van het pensioenstelsel bestaande verplichting ten aanzien van de betrokken werknemer.
Artikel 16 § 1 beschrijft het weigeringsrecht bij de wijziging van een pensioenstelsel
Art. 16.
§ 1. Iedere wijziging van de pensioentoezegging die tot een vermeerdering van de verplichtingen van de aangeslotene leidt, ontslaat hem indien hij daarom verzoekt, van deelname aan de wijziging van de toezegging, tenzij ze bij collectieve arbeidsovereenkomst (of op grond van artikel 12) werd ingevoerd.
Het is niet geoorloofd de pensioentoezegging van de werknemers, die op basis van het eerste lid beslissen niet toe te treden tot de wijziging van de pensioentoezegging, niet verder te zetten.
De inrichter, en, ingeval de inrichter een rechtspersoon, bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, a), is, ook zijn werkgever, worden ten aanzien van de betrokken aangeslotene evenwel ontslagen van iedere bijkomende verplichting die voortvloeit uit de wijziging van de pensioentoezegging.
Artikel 16 § 3 beschrijft het weigeringsrecht bij de wijziging van een pensioenstelsel met de bedoeling het onderscheid tussen werklieden en bedienden te verkleinen of op te heffen
Art. 16.
§ 3. Wanneer een bestaand pensioenstelsel voor 1 januari 2025 wordt gewijzigd of door een nieuw pensioenstelsel wordt vervangen om een verschil in behandeling dat berust op het onderscheid tussen werklieden en bedienden op te heffen, kunnen de werknemers die bij het bestaande pensioenstelsel waren aangesloten weigeren deel te nemen aan het gewijzigde of het nieuwe pensioenstelsel, tenzij een collectieve arbeidsovereenkomst de aansluiting bij het gewijzigde of het nieuwe pensioenstelsel verplicht stelt. De weigering om deel te nemen aan het gewijzigde of het nieuwe pensioenstelsel moet ten laatste geuit worden bij de inwerkingtreding van respectievelijk de oprichting of de wijziging ervan.
Onder een in het vorig lid bedoeld bestaand pensioenstelsel wordt verstaan een pensioenstelsel dat reeds in voege was op 1 januari 2015 waarin een verschil in behandeling dat berust op het onderscheid tussen werklieden en bedienden, wordt gemaakt.
De inrichter is verplicht om de pensioentoezegging van werknemers die weigeren deel te nemen aan het in het eerste lid bedoelde gewijzigde of nieuwe pensioenstelsel verder te zetten.
Aan de in het eerste lid bedoelde werknemers wordt steeds de mogelijkheid geboden om toe te treden tot het in het eerste lid bedoelde gewijzigde of nieuwe pensioenstelsel, wanneer het bestaande pensioenstelsel of het in het eerste lid bedoelde gewijzigde of nieuwe pensioenstelsel achteraf wordt gewijzigd.
De in het eerste lid bedoelde werknemers kunnen eveneens toetreden tot ieder ander pensioenstelsel of tot ieder nieuw pensioenstelsel dat door de inrichter zou worden ingesteld.
De periode binnen dewelke de in het eerste lid bedoelde werknemers kunnen toetreden tot één van de in het vierde of vijfde lid bedoelde pensioenstelsels, is beperkt in de tijd en wordt in elk concreet geval aan hen meegedeeld.
De inrichter en, in geval de inrichter een rechtspersoon, bedoeld in artikel 3, § 1, 5°, a), is, ook de werkgever worden ten aanzien van de werknemer die overeenkomstig deze paragraaf deelname tot een pensioenstelsel weigert, ontslagen van alle verplichtingen die voortvloeien uit de pensioenstelsels waaraan deelname rechtsgeldig werd geweigerd.
Uiterlijk op 1 januari 2032 evalueert de minister tot wiens bevoegdheid Pensioenen behoren, na advies van de Nationale Arbeidsraad, de toepassing van deze paragraaf teneinde na te gaan wat de gevolgen ervan zijn op de opheffing van het verschil in behandeling dat berust op het onderscheid tussen werklieden en bedienden.]
Europese Portability richtlijn
De Richtlijn 2014/50/EU (de zogenaamde Portability-richtlijn) van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 heeft als doel de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten te bevorderen. Hiertoe wil zij mogelijke belemmeringen op het verwerven en behouden van aanvullende pensioenrechten wegwerken.
De lidstaten moesten deze Richtlijn omzetten in nationaal recht.
Hiervoor diende België de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen (WAP) aan te passen.
Met de wet van 27 juni 2018 inzake de omzetting van richtlijn 2014/50/EU werd de WAP aangepast.
De belangrijkste aanpassingen aan de WAP zijn:
- Werknemers die tot een personeelscategorie behoren waarvoor een pensioentoezegging is ingesteld moeten onmiddellijk aansluiten bij indiensttreding.
- Werknemers die aangesloten zijn aan een pensioentoezegging verwerven onmiddellijk aanvullende pensioenrechten.
Deze wijzigingen gaan in op 1 januari 2019.